Den Haag,
23
januari
2018
|
11:00
Europe/Amsterdam

Van Engelshoven hekelt harde ontgroeningen

Minister van Engelshoven 2

Ook minister Van Engelshoven is tegen geweld en intimidatie bij de ontgroeningen van studentenverenigingen. “Fysieke grenzen mogen nooit overschreden worden”, antwoordt Van Engelshoven op schriftelijke vragen van de PvdA. “Daar waar dat wel gebeurt, heeft dit inderdaad niets met een zinvolle kennismaking met het studentenleven te maken.

De vragen gingen over de onthullingen van televisieprogramma Rambam, dat undercover was gegaan bij ontgroeningen van onder meer het corps in Rotterdam en het Utrechtse vrouwencorps UVSV.

Beloop?
De sociaaldemocraten wilden niet alleen weten wat de minister ervan vond, maar ook wat ze eraan ging doen: “Laat u de zaak nu verder op zijn beloop?”

Ze gaat inderdaad weinig doen zolang universiteiten en hogescholen zelf goede maatregelen nemen. “Ik vind het aan de onderwijsinstelling om op te treden als er ontoelaatbare, vernederende incidenten hebben plaatsgevonden”, schrijft ze.

In een aparte brief aan de Kamer, die ze tegelijkertijd heeft gestuurd, wijst ze op afspraken over alcoholgebruik, slaaptijden en fysiek contact die de onderwijsinstellingen met de verenigingen hebben gemaakt.

Signalen
En het heeft gevolgen als de studenten zich niet aan die afspraken houden. “Maatregelen, zoals het opschorten van bestuursbeurzen en subsidies, worden niet geschuwd”, schrijft ze. “Ook hebben instellingen besloten om sommige studentenverenigingen (tijdelijk) niet meer welkom te laten zijn bij diverse academische aangelegenheden. Dat vind ik goede signalen.”

Overigens zet Van Engelshoven hiermee het beleid voort van haar PvdA-voorganger Jet Bussemaker. Die legde de bal ook bij de onderwijsinstellingen, al wilde ze de kwestie wel ‘monitoren’.

Gestrand
Het verbieden van ontgroeningen is in de geschiedenis van de Nederlandse studentenverenigingen vaker geprobeerd. Die pogingen strandden echter altijd, vertelden historici Pieter Caljé en Frits van Oostrom in een interview met het HOP.

Bron: Hoger Onderwijs Persbureau