
Sinds de aangescherpte wettelijke burgerschapsopdracht in 2021 is burgerschap meer dan ooit een actueel en urgent thema binnen het basisonderwijs.
In onze samenleving bestaan verschillende visies op hoe burgerschap op school eruit zou moeten zien. Die visies kunnen we beschouwen als verhalen of narratieven. Op dit moment merken we dat bij bijvoorbeeld de onderwijsinspectie de nadruk ligt op doelgericht, planbaar en meetbaar burgerschapsonderwijs. Maar in de praktijk komen vormingsmomenten vaak spontaan op, bijvoorbeeld door actuele gebeurtenissen in de klas.
Met dit onderzoek willen we vanuit het lectoraat De Pedagogische Opdracht het verhaal over doelgericht, planbaar en meetbaar burgerschapsonderwijs aanvullen met verhalen van leerkrachten, die geworteld zijn in de dagelijkse lespraktijk. We vragen ons af welke momenten leerkrachten als ‘betekenisvol’ herkennen als het gaat om burgerschap in en om de klas. Hoe handelen zij op zulke momenten en hoe vertellen zij hierover?
Binnen dit onderzoek werken we samen met drie scholen die burgerschap bewust inzetten in hun dagelijkse praktijk. Op deze scholen is burgerschapsvormend handelen vanzelfsprekend verweven in de lessen zonder (verantwoording met een) lesmethode.
Per school zijn drie leerkrachten betrokken, één uit de onder-, midden- en bovenbouw. Gedurende twee weken houden zij betekenisvolle momenten van burgerschapsvormend handelen bij in een journal. Daarna bespreken we deze momenten uitgebreid in een diepte-interview. Deze cyclus herhalen we nog twee keer. Na de laatste ronde brengen we in beeld wat kenmerkend is voor het burgerschapvormend handelen van deze leerkrachten en hoe hun verhalen zich verhouden tot het ‘grote’ verhaal over doelgericht, planbaar en meetbaar burgerschapsonderwijs. We hopen uiteindelijk vijf verschillende scholen (vijftien leerkrachten) bij dit onderzoek te kunnen betrekken.
“Hoe kan de beroepsgroep van leraren komen tot voldoende kwaliteit van hun narratief om een sterke plaats te krijgen in accountability en sturing van ontwikkelingen?”
Veel scholen worstelen met het vervullen en het verantwoorden van de wettelijke burgerschapsopdracht. Het doelgericht plannen en meten van burgerschap is complexer dan bij de andere kernvakken rekenen en taal. Hoe moet je dit dan realiseren? Op dit moment is dat voor veel scholen een urgente en relevante vraag. Het antwoord op deze vraag ligt buiten de reikwijdte en bedoeling van dit onderzoek.
Door leerkrachten te vragen om momenten van burgerschapsvormend handelen te ‘vangen’ en erover te vertellen, nodigen we hen uit om bewust te reflecteren op burgerschap in de praktijk. Dit biedt een basis voor gesprekken in het team, met ouders, of met de inspectie over het invullen van de burgerschapsopdracht.
Het verwoorden van deze momenten is een belangrijke eerste stap richting verantwoorden. In teamverband met collega’s reflecteren op deze momenten, helpt leerkrachten om een professioneel kader te ontwikkelen waarin doelen, leerlijnen, evaluatie en reflectie hun plaats krijgen. Lees over dit onderwerp ook de lectorale rede van Mascha Enthoven.
We werken in dit project samen met verschillende basisscholen in de Randstad. De eigen verhalen van leerkrachten over burgerschapsvormend handelen in en om de klas, staan centraal.
In dit onderzoek gaat het niet zozeer om verwachtingen en verplichtingen rondom burgerschap van bovenaf, maar om burgerschapsvormend handelen van leerkrachten in de praktijk. Op basis van eerder onderzoek naar persoonsvorming verwachten we dat burgerschapsvormend handelen zowel gepland als spontaan plaatsvindt. Dat horen we ook terug van scholen.
"Door het perspectief van de leerkracht centraal te stellen, kunnen we een breder gesprek over burgerschap in het basisonderwijs voeren."