Transitie landelijk gebied

Lectoraat
Leven in de metropool
Duur
januari 2021 t/m juni 2023
Locatie
Delft
Contact
Maurice Herkrath

Het doel van Transitie landelijk gebied

Een ruime meerderheid van het Europese parlement heeft in oktober 2021 de Boer-tot-Bord-(Farm-to Fork)strategie van Eurocommissaris Frans Timmermans aangenomen. De doelen en maatregelen zoals omschreven in de strategie, moeten bijdragen aan de verduurzaming van de landbouw, maar ook aan een toename van de biodiversiteit op het platteland en in de natuur. In 2030 moet het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in de landbouw met 50 procent worden teruggebracht en het gebruik van mest met 20 procent.

Hogeschool Inholland doet onderzoek naar ruimtelijke, milieukundige en ecologische gevolgen van transitievraagstukken in het landelijk gebied. Een van deze transitievraagstukken is de transitie naar natuurinclusieve landbouw.

Bij natuurinclusieve landbouw wordt er sterk rekening gehouden met natuur en landschap: de biodiversiteit neemt toe en daarmee ook de rijkdom aan planten en dieren. Natuurinclusief boeren betekent minder intensief gebruik van mest op land en krachtvoer voor dieren en een sterke vermindering of afschaffing van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen.

Hogeschool Inholland heeft samen met andere hogescholen en de Wageningen Universiteit financiering ontvangen voor een twee jaar durend onderzoeksprogramma naar succes- en faalfactoren bij de transitie naar meer natuurinclusieve landbouw. Het beoogde doel van dit onderzoek is het ontwikkelen van instrumenten om de ecologische, economische, sociale en institutionele relaties binnen een bepaald gebied in kaart te brengen. Deze relaties worden vervolgens vertaald naar kansen en knelpunten voor de ontwikkeling van natuurinclusieve landbouw in dat gebied. Gebiedsorganisaties en lokale agrarische MKB’ers zoals boeren zijn op die manier in staat om een beter beeld te krijgen van de mogelijkheden van deze manier van landbouw bedrijven in hun omgeving.

Hoe pakt Inholland dit onderzoek aan?

Het onderzoek Transitie landelijk gebied wordt samen met verschillende andere hogescholen en de Universiteit Wageningen uitgevoerd. Het bestaat uit drie werkpakketten. 

Werkpakket 1: inventarisatie bestaande kennis 
Dit pakket bestaat vooral uit een inventarisatie van bestaande kennis met betrekking tot succes- en faalfactoren bij de transitie naar natuurinclusieve landbouw. Werkpakket 1 behelst een literatuurstudie en er worden gesprekken gevoerd met verschillende experts. De output is een overzicht van bestaande en te ontwikkelen indicatoren. Deze worden vervolgens uitgewerkt naar instrumenten om deze succes- en faalfactoren binnen een gebied/context te vertalen naar de belangrijkste kansen en knelpunten.  De indicatoren worden gebruikt om de stap van generieke succes- en faalfactoren te vertalen naar specifieke kansen en knelpunten in een concrete context. Dit leidt tot een voor iedereen beschikbare en in eigen context toepasbare set van instrumenten waardoor deze ook buiten en na dit project toepasbaar blijven. 

 

Werkpakket 2: zes praktijkcasussen 
In werkpakket 2 staan zes praktijkcasussen centraal. Elke casus wordt gekenmerkt door een samenwerking tussen boeren onderling, en samen met gebiedspartijen om gebiedsgericht aan versnelling en opschaling van natuurinclusieve landbouw te werken. De praktijkcasussen hebben een geografische spreiding over Nederland en zijn geselecteerd op de bereidwilligheid om in dit project te participeren. Het zijn veelal gebieden waar al actief wordt gewerkt op het gebied van natuurinclusieve landbouw en waar gebiedsprocessen reeds zijn opgestart. In deze gebieden liggen er grote ambities  om natuurinclusieve landbouw uit te breiden. Toch zijn het niet per definitie de gebieden waar natuurinclusief boeren al gemeengoed is en waar het werk ‘al bijna af is’. 
 
De praktijkcasussen leveren input voor werkpakket 1 maar doorlopen ook elk een eigen proces. Aan de hand van het analytisch kader uit werkpakket 1 worden samen met de stakeholders de belangrijkste kansen en knelpunten geïdentificeerd. Deze vormen samen de basis van een meerjarig actieplan. Hierbij sluiten we zoveel mogelijk aan op bestaande gebiedsprocessen en de planning die door de gebiedspartijen als haalbaar wordt beschouwd. 
 

Werkpakket 3: aanscherping overzicht succes-en faalfactoren 
De resultaten uit werkpakket 2 zijn input voor werkpakket 3 waarin alle kennis wordt samengebracht. Op basis hiervan wordt het overzicht van succes- en faalfactoren en het instrumentarium verder aangescherpt. Daarnaast worden in dit werkpakket communicatie-activiteiten georganiseerd en specifieke producten ontwikkeld voor relevante doelgroepen, zoals de agrarisch MKB-ers, de collectieven, het onderwijs, de overheid en de ketenpartijen. Gedurende de looptijd van het project zullen de onderzoekers van dit project bij bestaande landelijke en lokale bijeenkomsten (symposia e.d.) aansluiten om tussentijdse resultaten te delen en input op te halen. Daarnaast wordt aan het einde van het project een eindsymposium georganiseerd. Hier worden alle algemene en praktijkproject-specifieke lessen gedeeld en geïnteresseerden getraind in het gebruik van het ontwikkelde instrumentarium. 


 "Ik wil mooie, eerlijke producten maken met respect voor het landschap en de natuur. Maar tegelijkertijd ook waardering en een goede beloning door de samenleving. Dat komt nu onvoldoende van de grond. Om me heen zie ik de jonge boeren daarmee worstelen.”

Arie van den Berg, Biologisch Melkveehouder uit Midden-Delfland
(bron: Telegraaf)

Wat is het belang voor het onderwijs?

Het project is allereerst van belang voor het onderwijs van de opleidingen 'Landscape and Environment Management (LEM)' en 'Dier in de Duurzame Samenleving'. Studenten binnen LEM houden zich veelal bezig met ruimtelijke, milieukundige en ecologische gevolgen van transities, zoals bijvoorbeeld de energietransitie, transitievraagstukken in het landelijk gebied en gevolgen van klimaatverandering. Kennis en ervaring binnen dit project kan zo ook weer een plek krijgen in verschillende onderwijseenheden, zoals bijv. de onderwijseenheid ‘transitie landelijk gebied’. Daarnaast bouwt Inholland hiermee een netwerk op van partners die aan transitievraagstukken in het landelijk gebied rondom Delft werken, om daarmee een lange termijn lectoraat op te bouwen. Ook de kennis en ervaring die wordt opgedaan over ondernemen in harmonie met de omgeving, kan een plek krijgen in onderwijsonderdelen van de opleiding Landscape and Environment Management. 
 
Dit laatste geldt uiteraard ook voor het onderwijs binnen de opleiding Dier in de Duurzame Samenleving, waarbij in het nieuwe curriculum meer aandacht is voor de verhouding dier en samenleving en boer en samenleving. Tevens zijn er plannen om het vak 'Transitie landelijk gebied' gezamenlijk aan te bieden voor studenten van beide opleidingen Landscape and Environment Management en Dier in de Duurzame Samenleving. 

Hoe wordt het werkveld betrokken?

De samenwerkingspartners bestaan uit onderwijsinstellingen en partijen in het werkveld, waaronder gemeentes, gebiedsorganisaties en lokale agrarische MKB’ers zoals boeren. Vanuit Inholland wordt in dit onderzoek veel samengewerkt met de volgende partners: Gemeente Midden Delfland, provincie Zuid-Holland. Ook andere partners buiten deze regio worden benaderd om mee te doen met dit onderzoek. 

Het werkveld wordt in werkpakket 1 betrokken doordat aan hen input wordt gevraagd van verschillende experts die kennis hebben van natuurinclusieve landbouw en transitie. Voor de case-studies in werkpakket 2 worden verschillende interviews afgenomen met boeren en andere stakeholders die betrokken zijn bij de transitie naar natuurinclusieve landbouw, waaronder het gebied van Midden-Delfland. Ook wordt er gezamenlijke bijeenkomsten met en voor deze stakeholders georganiseerd. De verkregen resultaten uit de interviews en bijeenkomsten zullen uiteindelijk worden voorgelegd aan het werkveld en besproken worden in focusgroepen. Deelnemers van de focusgroepen zijn vertegenwoordigers uit de wetenschap, de beroepspraktijk, overheid en de markt. Op deze manier kunnen de resultaten verder worden aangescherpt en de bevindingen worden vertaald naar de praktijk.  

Wat zijn de (verwachte) resultaten?

Bij het opschalen en versnellen van de transitie naar natuurinclusieve landbouw hebben verschillende typen actoren een rol te spelen. De belangrijkste lessen uit het project worden daarom in doelgroep-specifieke kennisproducten doorvertaald. Hierbij zullen we in elk geval kennisproducten ontwikkelen voor het onderwijs (lespakketten voor MBO en HBO), collectieven en coöperaties (laagdrempelige factsheets), agro-keten (whitepaper) en overheden (policy briefs). Bij het ontwikkelen van kennisproducten worden ook studenten van de verschillende hogescholen ingezet. Daarnaast wordt de basis gelegd voor wetenschappelijke artikelen die in samenwerking met aanpalende onderzoeksprojecten kunnen worden geschreven (zoals NWO Living Labs Biodiversiteitsherstel). 

 

Hogeschool Inholland werkt onder andere samen met:

Werkveldpartners zijn onder meer:

Brancheorganisatie Boer en Natuur, casusupartners waaronder Provincie Zuid-Holland en gemeente Midden Delfland.

Werk samen met Maurice

Kom in contact en stel je vragen