Wanneer de WW-periode afloopt en een werkloze er niet in is geslaagd om aan betaald werk te komen, dan wacht mogelijk de gang naar de sociale dienst om daar vervolgens een bijstandsuitkering aan te vragen. De activeringsregimes van UWV en gemeenten blijken echter niet altijd goed op elkaar aan te sluiten.
Het landelijk praktijkonderzoek richt zich op de verschillen in activeringsregimes tussen UWV (WW) en gemeenten (Participatiewet) in verschillende Nederlandse gemeenten. Gekeken is hoe beide activeringsregimes zijn vormgegeven en op welke momenten er sprake is van samenwerking. UWV en veel gemeenten zijn bezig met het opzetten van zogenaamde Max-WW-trajecten voor mensen die vanuit de WW in de Bijstand terecht dreigen te komen. In het onderzoek zijn zes voorbeelden van dergelijke trajecten onder de loep genomen en is bekeken wat de verschillen zijn, maar vooral welke gemeenschappelijke grondpatronen in deze praktijken zijn te vinden. Wat werkt en wat werkt niet? Sommige samenwerkingspartners slagen er beter in dan andere om hier oplossingen voor te vinden. In kennis- en innovatieateliers bespraken de betrokkenen welke oplossingen zij zelf zien om de verschillende activeringsregimes optimaal op elkaar af te stemmen.
Het onderzoeksvoorstel is afkomstig uit het HRM Lectoren Netwerk Nederland, een bijzondere samenwerking van vrijwel alle hogescholen met een HRM-lectoraat. Drie hogescholen namen aan het onderzoek deel: Hanzehogeschool Groningen (Duurzaam HRM - penvoerder - en Arbeidsparticipatie), Hogeschool Arnhem-Nijmegen (HRM) en Hogeschool Inholland (HRM & Persoonlijk Ondernemerschap). Het onderzoek is gefinancierd door Instituut Gak.
Instituut Gak: Uit de WW in de Bijstand