Welkom! Inholland respecteert je privacy. Deze website maakt gebruik van cookies om je bezoek makkelijker en persoonlijker te maken, de site te verbeteren en om marketingactiviteiten te kunnen doen. Wanneer je op ‘Ja, ik accepteer’ klikt geef je hier toestemming voor.
Samenvatting
Het gebruik van computertomografie (CT), die ook gebruik maakt van röntgenstraling, speelt sinds jaren een steeds grotere rol bij het stellen van een diagnose.
In een rapport van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu uit 2019 wordt vermeld dat in Nederland in 2016 verschillende CT-onderzoeken voor 61,1 procent bijdragen aan de gemiddelde effectieve bevolkingsdosis, ten gevolge van medische diagnostiek. Mede vanwege de toename van de stralingsdosis per inwoner zijn door de Nederlandse Commissie voor Stralingsdosimetrie (NCS) in 2012 de zogenaamde Diagnostische Referentieniveaus (DRN’s) vastgesteld voor elf radiologische verrichtingen.
Diagnostische referentieniveaus zijn richtwaarden voor de stralingsdosis die voor radiologische verrichtingen zijn vastgesteld. Die stralingsdosis hangt onder andere af van de omvang van de patiënt, maar daarvoor kunnen verschillende maten worden gebruikt. In 2018 is een artikel gepubliceerd in het American Journal of Roentgenology over DRN’s bij kinderen in Amerika. Daarin is geconcludeerd dat het in de toekomst beter zou zijn als DRN’s worden vastgesteld met dezelfde maatstaf, omdat DRN’s dan eenvoudiger met elkaar zijn te vergelijken.
Het doel van dit onderzoek is om te bepalen of het mogelijk is om voor CT-abdomen scans een DRN-curve op te stellen op basis van buikomvang en hoe zich dit verhoudt met een DRN-curve die is opgesteld op basis van gewicht.
De gegevens die bij dit onderzoek worden gebruikt, zijn de patiëntengegevens van CT-abdomen onderzoeken uitgevoerd in het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis op de afdeling radiologie bij volwassen patiënten. Van deze patiënten is het gewicht bekend en de effectieve diameter bepaald. Van elke patiënt is bijbehorende DLP en CTDIvol bekend. Deze gegevens worden in vier grafieken uitgezet.
De belangrijkste bevinding in dit onderzoek is de uitkomst van de grafieken uit de verkregen data. Die grafieken laten zien dat de relatie tussen dosis en effectieve diameter eenduidiger is dan die tussen dosis en gewicht. Dit komt tot uitdrukking in de R2 waarde die dichter bij 1 ligt voor de curves op basis van effectieve diameter.
Echter heeft dit onderzoek nog enkele beperkingen. Zo is van de patiënten niet bekend hoeveel contrast deze toegediend hebben gekregen. Dit kan invloed hebben op de uitkomst van de dosis. Verder is er bij dit onderzoek ook niet gekeken naar de beeldkwaliteit van de onderzoeken.
Een aanbeveling naar aanleiding van dit onderzoek is om hetzelfde onderzoek met een grotere populatie te herhalen waarbij ook verschillende CT-scanners met elkaar kunnen worden vergeleken.